De vis
Uitwendige kenmerken van de vis
De vis is een gewerveld dier met een graat als geraamte.
De huid:
De huid van de vis is bedekt met schubben en een slijmlaag.
Sommige vissen hebben geen schubben maar ze hebben wel allemaal een slijmhuid.
De huid van de vis bestaat uit 2 lagen: de opperhuid en de onderhuid.
De operhuid is bedekt door slijm dat dient als verdediging tegen allerlei soorten bacteriƫn, virussen, schimmels, parasieten enz. Het slijm wordt geproduceerd door speciale cellen in het opperhuid en vervolgens vrijgegeven aan de huid. Sommige vissen kunnen zeer slijmerig zijn. De slijmerige opperhuid wordt constant vernieuwd. Slijm is bij gezonde vissen overvloedig aanwezig, het is kleurloos maar niet reukloos.
De schubben bestaan collageen, fibroblasten en bloedvaten. Ze liggen in een afzonderlijk schubzakje en liggen dakpansgewijs over elkaar en vormen een goed harnas. Ze worden bedekt door een glasachtig doorschijnende opperhuid. De schubben worden ook opnieuw aangemaakt bij beschadiging of verlies.
De neus:
De bek bevindt zich onder de neus. Sommige vissen hebben bekdraden. Dit zijn aanhangsels die zich onder of naast de bek bevinden.
De bek kan drie verschillende standen hebben:
Bovenstandig: de bek wijst naar boven.
Onderstandig: de bek wijst naar voren.
Onderstandig: de bek wijst naar onderen.
De ogen bevinden zich naast de neus.
De kieuwen:
De kieuwen zijn het ademhalingsorgaan van de vis.
De vinnen:
De vinnen zijn de ledematen en de stuurorganen van de vis. Er zijn gepaarde en ongepaarde vinnen.
De borstvinnen zijn gepaarde vinnen en bevinden zich achter de kieuwen. Zij zorgen ervoor dat de vis in evenwicht blijft, ze zijn altijd in beweging.
De buikvinnen zijn eveneens gepaarde vinnen en bevinden zich meestal in het midden aan de onderzijde.
De gepaarde vinnen zijn de rem van de vis en spelen ook een grote rel bij het omhoog en omlaag zwemmen.
De aarsvin is een ongepaarde vin en bevindt zich achter de anus. Het aantal kan variƫren van 0 tot 2.
De rugvin is eveneens een ongepaarde vin en bevindt zich op de rug van de vis. Ze bestaat meestal uit harde of zachte stralen die verbonden zijn met een dun vlies. De rugvin ontbreekt soms, maar het kan ook dat er zelfs liefst 3 aanwezig zijn.
De ongepaarde vinnen hebben een belangrijke functie bij het rechtop zwemmen. Zij gaan het kantelen tegen.
De staartvin zorgt samen met de kronkelende bewegingen van het lichaam voor het voortbewegen.
Deze staartvin bestaat uit een vliezig geheel dat versterkt is door vinstralen, waardoor de golfbeweging een groter resultaat krijgt en de vis sneller voorruit gaat.
DE BICKEVISSERS