DE BICKEVISSERS
Vissoorten
Vissoorten
BRASEM (Abramis brama)
Max. lengte: 70 cm
Max. gewicht: 4 kg
Max. leeftijd: 17 jaar
De brasem is een hooggebouwde vis maar is zijdelinks erg plat,met donkere vinnen.
De borst en de buikvinnen staan recht onder elkaar. Zijn bek is uitstulpbaar en onderstandig.
De brasem komt vrijwel overal voor in ons land; hij voelt zich overal thuis, is weinig kieskeurig en houdt van een slibrijke bodem en nog meer van troebel water.
De brasem heeft een hoge rug en een kenmerkende dikke slijmlaag. Helemaal volgroeide brasems hebben een donkere rug, groenachtig-bronskleurige flanken en een witte onderkant.
Het is een grote vis met een gemiddelde lengte van 35 tot 40 cm. Het lijf is hoog en op de flanken afgeplat.
De kop is in verhouding klein. Erg kenmerkend voor de brasem is de uitstulpende mond waarmee hij zijn voedsel als het ware van de boden schept, een echte bodemwroeter.
De brasem plant zich voort van eind mei tot begin juni, wanneer de watertemperatuur oploopt tot 17°C.
De mannetjes paaien vaak met meerdere vrouwtjes en hebben een typische paaiuitslag op de kop. Hij is geslachtsrijp na 5 à 6 jaar. De eitjes komen uit na ongveer 3 dagen bij een temperatuur van 18°C; bij 15°C duurt het wel twee weken.
In het eerste jaar worden de jonge visjes 7 à 12 cm lang. Over het algemeen verloopt de groei traag.
Het duurt 5 tot 6 jaar voor een vis 1 kg weegt en tien jaar om een gewicht van 2,5 à 3 kg te bereiken.
De brasem jaagt vooral op de bodem naar levende insectenlarven, slakken, wormen en weekdieren.
Hij is in staat om met zijn uitstulpbare bek het voedsel uit de modder te zuigen. Bij gebrek aan voedsel eet hij afval, plantendelen en zelfs modder.
Allerlei aassoorten zijn geschikt voor brasem - zoete mais, wormen, boilies, maden en brood - op voorwaarde dat je ze vlak op de bodem aanbiedt.