DE BICKEVISSERS
Vissoorten
Vissoorten
ZEELT (Tinca tinca)
Max. lengte: 70 cm
Max. gewicht: 7 kg
Max. leeftijd: 20 jaar
De zeelt geeft een tamelijk gedrongen indruk met zijn dikke kop en gewelfde rug.
Hij heeft een groene goudgelige kleur die varieert naargelang de bodem en de leeftijd.
De zeelt is goed herkenbaar aan de rode iris in zijn oog, de bolle vinnen en de nauwelijks ingesneden staartvin. Zijn schubbenkleed is van uitzonderlijke aard: het bevat zeer kleine, goed beschermde schubben die met een dikke slijmlaag zijn bedekt. De zeelt is even glad als een paling.
Hij heeft tenslotte een baarddraadje aan elke liphoek en zijn mond loopt schuin.
De zeelt leeft over het algemeen in flink begroeide stilstaande of langzaam stromende wateren met een zachte modderige bodem. Hij verdraagt geen te brak of zout water.
De zeelt is een typische bodemvis die de bodem doorwoelt en doorsnuffelt en die dus op de bodem te vangen is.
De zeelt plant zich voort in mei en juni bij een watertemperatuur van 18 à 20°C. Een flinke onderwatervegetatie is essentieel. De eitjes komen uit na ongeveer 1 week.
De groei verloopt aanvankelijk zeer traag. Na drie jaar zijn ze nog niet groter dan 20 à 30 cm en het duurt minstens 4 jaar voor ze de eerste keer paaien.
De zeelt is een uiterst sterke vis die zeer weinig zuurstof nodig heeft.
In de winter houdt hij een winterslaap. Hij vertoeft dan half in het slijk en onder uitgeholde oevers in een tamelijk verdoofde toestand.
De zeelt voedt zich met waterslakken, kreeftachtigen, insectenlarven en plantendelen.
Hij zuigt het bodemmateriaal op waaruit hij eetbare diertjes uitfilterd of hij zuigt diertjes van de vegetatie af.
Later in het zomerseizoen gaat hij op zoek naar plantaardig voedsel, granen en meelachtig voedsel.